1.4.3 Analyse bijgestelde begroting (stand Zomernota) in relatie tot de realisatie per 30 juni 2021
In deze paragraaf wordt met behulp van visualisaties inzicht gegeven in de financiële stand van zaken in deze Zomernota. De toelichtende tekst volgt ná de visualisatie.
Prognose rekeningresultaat (begrotingssaldo)
Op basis van de huidige inzichten verwachten we per eind 2021 uit te komen op een voordelig jaarrekeningresultaat (= begrotingssaldo 2021) van bijna € 17 mln. Dit saldo zal dan, na vaststelling van de jaarstukken 2021, gestort worden in de Saldireserve. Op basis van onze ervaring is de verwachting overigens dat richting het einde van dit jaar zal blijken dat dit saldo toch nog voordelig uitvalt dan nu is voorzien. In het statenvoorstel bij deze Zomernota licht GS dit toe bij ‘Notie vooraf bij Zomernota’. Mede om die reden is reeds bij vaststelling van de Begroting 2021 voor dit jaar rekening gehouden met een verwachte onderbesteding van afgerond € 5 mln. In de toelichtende teksten bij de programma’s in hoofdstuk 4 wordt dit aangeduid als ‘voortgang vertragingsfactor’. In het laatste planning- en controlproduct van 2021, de Slotwijziging, zullen wij opnieuw een geactualiseerd beeld verstrekken.
Exploitatielasten
Na vaststelling van de voorgestelde begrotingswijzingen bedraagt het begrote lastensaldo in de programma’s en het Overzicht Overhead voor 2021 € 510 mln. Dit is hoger dan alle voorgaande planning- en controlproducten vanaf 2018. Een belangrijke verklaring voor de toename van het lastensaldo is de door het Rijk gedane toezegging om de financiële tekorten in het openbaar vervoer door corona grotendeels te compenseren. Deze bijdrage is voor de provincie Utrecht ingeschat op bijna € 44 mln. Deze bijdrage wordt zowel aan de batenkant als aan de lastenkant opgenomen. Het door ons te ontvangen bedrag (baten) keren we namelijk uit aan de vervoerders (lasten). In de jaarrekening 2020 ging dit overigens om een bedrag van ruim € 37 mln.
De begrote € 510 mln. aan exploitatielasten heeft betrekking op de negen programma’s en het Overzicht Overhead. De programma’s van Bereikbaarheid nemen gezamenlijk 50% van de lasten voor hun rekening, waarin dus de eerdergenoemde compensatievergoeding van het Rijk voor het openbaar vervoer is opgenomen.
In deze Zomernota zijn bij elk programma per beleidsdoel ook de realisatiecijfers per 30 juni 2021 getoond. In bovenstaande visualisatie is daarbij de vergelijking gemaakt met de bijgestelde begroting ná verwerking van de voorgestelde begrotingswijzigingen in deze Zomernota. Het lastensaldo bedraagt per 30 juni circa € 159 mln. Dat is 31% van het begrote lastensaldo. De compensatievergoeding van het Rijk voor het openbaar is nog niet in de realisatie verwerkt; die zal naar verwachting in het 2e halfjaar worden ontvangen. En vervolgens door ons worden doorgestort naar de vervoerders. Ook is het ons door administratief-technische redenen niet gelukt om de kapitaallasten voor het eerste halfjaar in de cijfers te verwerken (circa € 10 mln.). Indien hiermee rekening wordt gehouden, dan bedraagt de realisatie 35%. Dat blijft beduidend lager dan de circa 45-50% die op basis van de eerste halfjaarcijfers logischer waren geweest!
Mede in het licht van de onderbesteding die de afgelopen jaren zichtbaar is geworden bij de jaarrekeningen, en het gesprek dat wij daarover met uw Staten hebben gevoerd bij de jaarstukken 2020, streven we ernaar om de realisatie- en prognosekracht van onze organisatie te verbeteren.
In de afgelopen weken is door GS en het CMT dan ook intensief gesproken met de diverse teams die werkzaam zijn aan de beleidsdoelen van de programma’s. Er is daarbij doorgevraagd naar de inschatting dat in de tweede helft van dit jaar nog zo’n 65% van de geplande uitgaven nog moet worden gerealiseerd. Deze kritische gesprekken op basis van actuele inzichten van de realisatie zijn nieuw voor de organisatie en leidde soms nog tot aanpassing van de Zomernota t.o.v. het concept begin september. In het statenvoorstel licht GS hierover meer toe bij het kopje “Notie vooraf bij Zomernota”. Het CMT en GS zijn ervan overtuigd dat het verscherpte financiële inzicht, de toegenomen kwaliteit van de analyses en de gevoerde gesprekken bijdragen aan de cultuurverandering die nodig is om de toekomst scherper te begroten. In aanloop naar het laatste planning- en controlproduct van dit jaar, de Slotwijziging, schenken we via de periodieke periodeafsluiting van de administratie hier extra aandacht aan.
In bovenstaande visualisatie is inzichtelijk gemaakt hoe de begrote lasten van € 513 mln. zijn opgebouwd in de begroting.[1] De verdeling van de begrote lasten komt procentueel nagenoeg overeen met de gepresenteerde cijfers in de jaarstukken 2020.
De te verstrekken subsidies vormen met € 239 miljoen (46%) daarbij de hoofdmoot van de begroting, mede doordat in deze cijfers ook de concessievergoeding aan de openbaar vervoerders is opgenomen. De post ‘materiële lasten’, goed voor 1/3 van de begrootte lasten is met € 168 miljoen opgebouwd uit een grote variatie aan verschillende uitgaven, waaronder de kosten voor beheer en onderhoud van het wegennet en het openbaar vervoer, de vervoerskosten voor de regiotaxi, en de kosten die gepaard gaan met de aankoop van gronden voor o.a. het Natuurnetwerk Nederland.
In de realisatiecijfers à € 159 mln. is verhoudingsgewijs eenzelfde verdeling van kosten terug te zien. Daarbij zij opgemerkt dat het overgrote deel van de kapitaallasten en de door ons door te storten beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer aan de vervoerders pas in het 2e halfjaar worden verantwoord in de realisatie.
Exploitatiebaten
Na vaststelling van de voorgestelde begrotingswijzingen bedraagt het begrote batensaldo voor 2021 € 463 mln. Dit is hoger dan alle voorgaande planning- en controlproducten vanaf 2018. Een belangrijke verklaring voor de toename van het lastensaldo is de door het Rijk gedane toezegging om de financiële tekorten in het openbaar vervoer door corona grotendeels te compenseren. Deze bijdrage is voor de provincie Utrecht ingeschat op bijna € 44 mln. Deze bijdrage wordt zowel aan de batenkant als aan de lastenkant opgenomen. Het door ons te ontvangen bedrag (baten) keren we namelijk uit aan de vervoerders (lasten). In de jaarrekening 2020 ging dit overigens om een bedrag van ruim € 37 mln.
De resterende toename van de baten ten opzichte van de stand van de Voorjaarsrapportage wordt met name verklaard uit bijstellingen in de programma’s 1. Ruimtelijke ontwikkeling en programma 2. Landelijk gebied. In programma 1 wordt rekening gehouden met € 2,6 mln. aan rijksbaten voor flexpools. In programma 2 wordt rekening met een incidentele verkoopopbrengst van € 3,4 mln.
In bovenstaande visualisatie is inzichtelijk gemaakt hoe de begrote baten van € 463 mln. zijn opgebouwd in de begroting.*1* De verdeling van de begrote baten komt procentueel nagenoeg overeen met de gepresenteerde cijfers in de jaarstukken 2020 (de rechtse visualisatie). De uitkering uit het provinciefonds blijft de grootste inkomstenbron voor de provincie, gevolgd door de opcenten die we heffen op de motorrijtuigenbelasting. Ook in 2021 houden we rekening met de te ontvangen beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer van het Rijk. De post ‘bijdragen van derden’ is opgebouwd uit diverse verwachte inkomsten, zoals de huurbaten van de OV-infrastructuur en van externe huurders van het provinciehuis. Ook diverse (specifieke) bijdragen van het Rijk en te ontvangen bijdragen van gemeenten worden hiertoe gerekend.
In de realisatiecijfers à € 195 mln. is verhoudingsgewijs eenzelfde verdeling van baten terug te zien. Daarbij zij opgemerkt dat de door ons te ontvangen beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer pas in het 2e halfjaar wordt verantwoord in de realisatie.
Investeringen
Op basis van de inzichten bij het opstellen van de Zomernota is de inschatting gedaan dat we in 2021 voor € 97 mln. aan investeringen realiseren. Dit is opgebouwd uit investeringen in het openbaar vervoer (€ 62 mln.), in wegen en bereikbaarheid (€ 25 mln.) en in de eigen panden en diverse hardware (€ 10 mln.). Dit jaar zijn daarnaast ook de dienstauto’s van het college vervangen conform het besluit van uw Staten op 27 januari 2021. Dit wordt verantwoord in het programma 9. Bestuur. Vanwege de relatief beperkte omvang (€ 0,2 mln.) is dat echter buiten de tabellen gehouden.
Ten opzichte van de Voorjaarsrapportage zijn de verwachte investeringsbedragen voor 2021 verlaagd met € 22 mln.*2* Dit betreft voor € 17 mln. aan OV-projecten, waarbij de inschatting is gedaan dat er sprake is van voordelige projectresultaten bij de realisatie van de busremise en bij het onderdeel traminfrastructuur Nieuwegein-IJsselstein. Bij de bereikbaarheidsprojecten van wegen wordt € 3 mln. aan lagere lasten verwacht, wat met name veroorzaakt wordt door een fors lagere inschrijving van de aannemer bij de oeverconstructie Merwedekanaal. De resterende € 2 mln. aan lagere lasten betreft enkele ICT-projecten die met name in 2022 tot realisatie zullen leiden.
In een bijlage van deze Zomernota is inzichtelijk gemaakt welke projecten de investeringsbedragen vormen die we dit jaar verwachten uit te geven. Qua realisatie is per 30 juni op deze projecten een bedrag verantwoord van € 26 mln. Dat betekent dat richting het einde van het jaar nog bijna 75% aan lasten dient te worden verantwoord. In lijn met hetgeen hierover geschreven is bij de toelichting op de begrootte en gerealiseerde exploitatielasten (enkele pagina’s terug) is over de inschatting van € 97 miljoen te realiseren investeringen ook intensief gesproken met de diverse teams.
*1* Dit is inclusief onderdelen Stelposten, Onvoorzien en Algemene middelen die in totaal optellen tot € 3 mln.
*2* Bij het opstellen van de Zomernota hebben we geconstateerd dat in de MIP-tabel ‘uitbreidingsinvesteringen Bereikbaarheid’ in de Voorjaarsrapportage per abuis € 5,010 mln. aan hogere bijstelling was meegenomen. Dit betreft 2x € 2,430 mln. aan ‘maatregelen op de N229, N226, N225, N228 en N417’ en € 0,150 mln. aan ‘investeringen fiets’ welke via de exploitatie verantwoord dient te worden. In het nu gepresenteerde bedrag van € 119 mln. als stand uit de Voorjaarsrapportage is reeds rekening gehouden met deze administratieve correctie.
[1] Dit is inclusief de onderdelen Stelposten, Onvoorzien en Algemene middelen die in totaal optellen tot € 3 mln.