3.4.4 Aanpassing drempelbedrag schatkistbankieren
In de Staatscourant, gepubliceerd op 29 juni 2021, hebben de Ministers van Financiën, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat een wijziging van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden aangekondigd. Hierin worden decentrale overheden genotificeerd over de aanpassing van de drempelbedragen die uitgezonderd zijn van de verplichting om in ’s Rijksschatkist te worden aangehouden.
Het nieuwe drempelbedrag, welke met ingang van 1 juli 2021 in werking is getreden, wordt als volgt bepaald. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan of gelijk aan € 500 mln. is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 mln. bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 mln. is het drempelbedrag gelijk aan € 10 mln., vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 mln. te boven gaat.
Op basis van het begrotingstotaal 2021 van de provincie Utrecht van € 465 mln. bedroeg het drempelbedrag op basis van de oude systematiek 0,75% van het begrotingstotaal, circa € 3,5 mln. Op basis van de nieuwe systematiek zou het drempelbedrag 2% van het begrotingstotaal bedragen, i.e. circa € 9,3 mln (€ 9.299.500, -). De liquide middelen boven dit drempelbedrag dienen te worden weggezet bij de schatkist en alle middelen onder dit bedrag mogen op de rekeningcourant bij de huisbank worden aangehouden.